vrijeschool
leerplan
jaarfeesten
leerlingen-zorg
bieb op school
duurzaam
Meander, vrijeschool voor basisonderwijs
Meander, vrijeschool voor basisonderwijs
Meander is een vrije basisschool in hartje Nijmegen waar kinderen in een rijke leeromgeving elke dag nieuwe ervaringen op doen. Ons vrijeschoolleerplan stimuleert en ondersteunt kinderen bij zowel de cognitieve, de sociale als de persoonlijke ontwikkeling. We ondersteunen de kinderen bij het uitgroeien tot vrij denkende, zelfstandige mensen, die zich bewust zijn van zichzelf en nieuwsgierig blijven naar hun medemens en de natuur waarin we leven. Ons leerplan sluit aan bij de natuurlijke leerprocessen van het kind, door te werken met het hoofd, het hart, en de handen. Dit prikkelt en stimuleert kinderen om nieuwe lesstof eigen te maken. Op Meander zien we de kinderen genieten van deze rijke onderwijsomgeving, waarin beleving en beweging een belangrijke plek innemen. Groeien en bloeien als totale mens, is in het vrijeschoolonderwijs essentieel.
Hedendaags vrijeschoolonderwijs
Wij bieden aantrekkelijk, eigentijds onderwijs. De vrijeschool startte in 1920 op initiatief van Rudolf Steiner in een context van onderwijsvernieuwers. De vrijeschool was een vernieuwend initiatief, het moest anders. Wat we vandaag de dag doen op de vrijeschool, vindt zijn oorsprong in de menskundige visie die Rudolf Steiner toen schreef. Trouw zijn aan de traditie brengt ook spanning met zich mee. We staan midden in de samenleving en die is voortdurend in ontwikkeling. Vanuit een wakkere en open houding onderzoeken we de vraag van de tijd en van de kinderen. We ontwikkelen steeds weer de inhoud van ons onderwijs om een passend antwoord op te vinden. Deze dynamiek leidt tot eigentijds en zich ontwikkelend vrijeschoolonderwijs, waarbij alle leerlingen actief en betrokken zijn.
De relatie centraal
Onderwijs en opvoeding vindt bij ons plaats in de relatie tussen de leerkracht en de leerling. Die verbinding is levend, de leerkracht probeert het kind te begrijpen en te doorgronden. De leerling verbindt zich met de ‘liefdevolle autoriteit’ van de leerkracht. Omdat we deze relatie zo belangrijk vinden, gaan leerkrachten meerdere jaren mee met de klas. Daardoor is de band steeds dieper. Sommige leerkrachten gaan drie jaar met een klas mee, andere wel zes jaar. Door de relatie samen aan te gaan, kun je moeilijkheden niet wegpoetsen. We hebben te onderzoeken waar het schuurt, wat dat van ons vraagt. Leerkrachten blijven ook zichzelf ontwikkelen. Soms wordt zichtbaar dat een relatie is uitgewerkt, dat een klas toe is aan een wisseling van leerkracht. Ook dat volgen we en dan kan het prima zijn om van het oorspronkelijke plan af te stappen.
Ontwikkelingsfasen
Ontwikkelingsfasen
We hebben ons onderwijs ingericht vanuit de menskundige visie van Rudolf Steiner. Een belangrijke peiler in dit werk van Steiner, is de indeling van de zevenjaars fasen in het leven van ons als mensen. Iedere periode heeft haar eigen accent.
Lichaam en motoriek – willen
In de eerste zeven levensjaren van het kind staat de opbouw van het lichaam centraal. Het kind leert lopen, spreken, denken, zijn lichaam beheersen en het ontwikkelt zijn grove en fijnere motoriek. In de kleuterklas ligt de nadruk op de verzorging van de taal en het behoeden van de fantasie. De kinderen leren vooral door nabootsing van het gedrag van de leerkracht. De wereld is goed.
Sociaal emotioneel – voelen
In de tweede zevenjaarsperiode staat het verwerven van emotionele vaardigheden centraal. De leerkrachten streven ernaar de leerstof beleefbaar te maken. De leerlingen automatiseren de basale cognitieve vaardigheden. Het gaat hier om lezen, schrijven, rekenen, taal, aardrijkskunde en geschiedenis. De psychische kwaliteiten ontwikkelen zich in de lagere schoolleeftijd. Ze uiten zich in het gevoelsleven van het kind, maar ook de manieren van denken en willen worden aangesproken. Wat het kind weet, is minder belangrijk dan hoe het kind denkt. De aanleg om origineel, creatief en probleemoplossend te denken, heeft vrijwel ieder kind. Het is aan de ouders en de leerkracht dat vermogen te behoeden en te verzorgen. De wereld is mooi.
De prepuber en puber beleven zichzelf en de omgeving in hoge mate in hun gevoelens. Daarom zal de leerkracht bij het gevoelsleven van het kind aan willen sluiten. Dat gebeurt als het kind voor iets warm kan lopen, er enthousiast door wordt. Dan wordt het voorstellingsvermogen, fantasie, creativiteit en doorzettingsvermogen aangesproken.
Oordeelsvorming – denken
In de derde zevenjaarsperiodes (vanaf 14 jaar), komt geleidelijk de ontwikkeling van het analytische, abstracte denken tot stand. De leerlingen leren de wereld vanuit het denken te begrijpen. De wereld is waar. Het vervolgonderwijs voor de vrijeschool vervolgt het leerplan vanuit deze visie. In Nijmegen verzorgt het Karel de Grote College vervolg-vrijeschoolonderwijs.
Vertelstof
Vertelstof
Iedere klas kent een eigen thema dat in dat levensjaar van het kind centraal staat. Het thema komt terug in verhalen, in het hoofdonderwijs, in de keuze voor muziek of toneel. De thema’s volgen de ontwikkelingsweg van de mensheid: vanuit een geestelijke nog minder tastbare wereld komt de mens langzaam op aarde. We noemen het de vertelstof van het leerjaar. De kinderen herkennen onbewust de elementen die in de verhalen langskomen.
Kleuters: dagelijks leven
In de kleuterklas vertellen we een verhaal, een sprookje, een prentenboekje of een verhaaltje uit het dagelijks leven. We herhalen de spreuken en verhalen vaak, dit komt tegemoet aan de natuurlijke drang van kinderen tot luisteren en spreken. De taal in combinatie met beweging is belangrijk. Dit komt tot uiting in poppenkast, het kring- of het tafelspel.
1e klas: sprookjes
In de belevingswereld van de eersteklasser passen bij uitstek de rijke beelden uit de klassieke volkssprookjes. Sprookjes brengen menselijke, sociale en geestelijke waarheden op een uiterst concrete, beeldende manier, zonder (verstandelijke) uitleg of moralistische beoordeling. De leerkracht weeft de vertelstof in het periodeonderwijs. Maar ook in de de vaklessen sluiten we op de sprookjesbeelden aan.
2e klas: fabels en legenden
Fabels en legenden zijn de rijke bronnen van vertelstof voor de tweedeklassers. Fabels gaan over dieren met menselijke eigenschappen: de sluwe vos, de wijze uil, de driftige stier, de koppige ezel, de trotse haan, de trouwe hond, het goedige schaap. De kinderen herkennen daarvan iets bij zichzelf of bij anderen. Theorieën of moralistische verhalen over ‘het goede’ helpen het kind niet verder. We vertellen over de levende werkelijkheid. Daarom vullen we de fabels in de tweede klas aan met verhalen over het edele en goede dat mensen ook in zich hebben. Dit zijn vooral heiligenlegendes zoals bijvoorbeeld de levensverhalen van Franciscus van Assisi of Christoforus.
3e klas: oude testament
Verhalen uit het Oude Testament vormen de vertelstof voor de derdeklassers. De verhalen hebben een pedagogische bedoeling. De ontwikkelingsgeschiedenis van het joodse volk weerspiegelt uiterlijk thema’s die in de derdeklasser leven. De strijd die het joodse volk onder de strenge, rechtvaardige leiding van God moest doormaken, heeft daarom betekenis voor hen. De derdeklasser is nog een volger, die soms morrend en overtredend de grenzen wil verkennen. Confrontatie met en het op de proef stellen van de autoriteit waarin ze geloven is nodig om over de drempel naar een individueel bewustzijn te komen.
4e klas: mythologie uit het noorden
Het is geen toeval dat de vertelstof van de vierde klas betrekking heeft op de mythologie uit het Noorden (Scandinavië, Duitsland, Nederland) met name de Edda. De Asen – goden – zijn aan allerlei twijfels onderhevig. Ze kunnen kiezen tussen goed en kwaad, in tegenstelling tot de goden in de vertelstof van klas 1 tot en met 3. Deze spirituele verhalen beelden uit wat destijds met de mensheid is gebeurd en nu in de kinderziel van vierdeklassers wordt beleefd: het gevoel verdwijnt dat je bent opgenomen in een door wijsheid geleide, beschermende wereld. Je wordt teruggeworpen op jezelf.
5e klas: Grieken
In de vijfde klas vormt de mythologie van vooral de Grieken de vertelstof. Een groot aantal verhalen daarvan behoort tot ons cultuurgoed. Zij vertellen de lotgevallen van sterfelijke en onsterfelijke wezens, goden en godinnen, mensen, nimfen, saters en sirenen. Zij gaan over een deels imaginaire en een deels fysieke werkelijkheid. De goden zijn ontmaskerd, de herinnering aan een geestelijke wereld wordt verdrongen door het abstracte denken, op de fysieke wereld gericht. En daar staat de vijfdeklasser middenin.
6e klas: Romeinen & middeleeuwen
Mythologie en geschiedkundige verhalen uit de Romeinse tijd en verhalen uit de daarop volgende Middeleeuwen vormen de vertelstof voor de zesde klas. Zij sluiten aan op de belevingswereld van de 11- à 12-jarige. Het zelfbewuste individu immers stond in Rome op de voorgrond. Aan de afbakening van de rechten van de ene persoon ten opzichte van de andere werd toen voor het eerst veel aandacht besteed. Het ‘elk het zijne’ was en is nog steeds een belangrijk beginsel. De Middeleeuwen volgen op de Romeinse tijd. De opkomst van vorstendommen en vrije steden met burgers en ambachtslieden speelde zich in die periode af. Kenmerkend is ook de sterke religieuze en gevoelsmatige verinnerlijking. Zoals in een kathedraal is de binnenwereld van de kinderen in deze leeftijd verrassend kleurrijk.
Vervolgonderwijs
Het vrijeschoolleerplan loopt door tot en met de 10e of 12e klas met ontdekkingsreizen, renaissance, romantiek, verlichting en zo voort.
Periodeonderwijs
Periodeonderwijs
De klassenkracht geeft de eerste 2 uren van de dag periode-onderwijs. In een periode krijgen de kinderen gedurende drie of vier weken hetzelfde vak. Vaak ligt hier de eerste kennismaking met nieuwe leerstof. Elke dag bouwt de leerkracht voort op het voorafgaande, waardoor de kinderen diep op de stof in kunnen gaan en zich ermee kunnen verbinden. Omdat in elke periode weer een ander schoolvak centraal staat, krijgt de nieuwe leerstof de kans tussentijds te “bezinken”. De leerkrachten ontwerpen zelf de lessen voor het periodeonderwijs, het vrijeschoolleerplan met thema’s en doelen dient daarbij als basis. In speciale periodeschriften werken de kinderen de lesstof uit. Op deze wijze maken zij voor de periodestof hun eigen “werkboek”.
Alle vakgebieden
In de loop van de klassen 1 tot en met 6 komen de vakgebieden als periodeonderwijs aan bod: taal, rekenen/wiskunde, plantkunde, heemkunde, mineralogie, aardrijkskunde, meetkunde, geschiedenis, natuurkunde, dierkunde. We dagen elk kind uit zich intellectueel, creatief, ambachtelijk en sociaal te ontplooien. Leerstof is daarbij altijd middel en ontwikkeling is het doel. Het leerplan is gericht op een algemene ontwikkeling over een breed scala aan vakken, dat iedere leerling op een individueel niveau kan volgen. Standaardmethoden geven vaak geen antwoord op de specifieke vragen van een bepaalde klas. Wanneer de leerkrachten zelf de leerstof omwerken tot lessen, houden ze de klassen in beeld en brengen ze hun eigen doorleefde enthousiasme over.
Oefenuur
Vanaf klas 2 oefenen de kinderen in het oefenuur (vaak na de ochtendpauze) dagelijks de stof die zij eerder in het periodeonderwijs kregen aangeboden. Daarvoor gebruiken we wel methodegebonden materiaal voor rekenen en taal. Vanaf klas 3 oefenen we ook begrijpend lezen.
Vaklessen
Vaklessen
Door de dag heen zorgen we voor een ritme in het onderwijsprogramma. De dag kent momenten van inademen en uitademen, de stof in je opnemen en de stof verwerken. Door de afwisseling met verschillende kunstzinnige activiteiten, kunnen kinderen het geleerde beter opnemen en verwerken. In de kunstzinnige activiteiten leren kinderen op een andere manier naar de wereld en naar zichzelf te kijken. Kunst is hierbij niet alleen bedoeld als versiering, maar als een manier waarop je vorm kunt geven aan de dingen die je beleeft. Bij de kunstvakken gaat het om: euritmie, handwerken, muziek, volksdansen, tekenen, schilderen, vormtekenen, boetseren, handenarbeid. Voor de volgende vakken komt een vakleerkracht in de klas.
Euritmie
Euritmie is een bewegingskunst, waarin de kinderen taal en muziek via gebaren en beweging leren ervaren. We willen de kinderen zo begeleiden dat ze met beide benen op de grond komen te staan en hun innerlijke kracht naar buiten toe kunnen tonen. Dat ze recht de wereld in kunnen kijken: hier ben ik. Gediplomeerde euritmieleerkrachten geven deze vakles.
Handwerken
Vanaf de eerste klas krijgen de kinderen elke week handwerken. De vakdocent werkt met een aantal hulpouders in de klas aan verschillende technieken. Elke techniek is gekozen op basis van de ontwikkelingsfase van het kind in dat leerjaar. De kinderen leren breien, haken, borduren. Ze maken een fluitenzak, etui, muts of een pop.
Volksdansen
De kinderen krijgen 10 weken per jaar volksdansen. De vakleerkracht kiest dansen uit de hele wereld, passend bij de leeftijd van de kinderen. Op de voorjaars- en zomerfeesten dansen de kinderen wat ze geleerd hebben op het plein en het veld voor de hele gemeenschap van de school.
Gymnastiek
We hebben een eigen sportzaal op het schoolplein. Vanaf de derde klas krijgen de kinderen gymnastiek van onze vakleerkracht.
De leerkrachten geven in hun eigen of een andere klas zelf de vaklessen tekenen, schilderen, vormtekenen, boetseren, handenarbeid. Andere vaklessen zijn:
Engels
Engels bieden we bij ons op school vanaf klas 1 spelenderwijs aan. Zo raken de kinderen al jong vertrouwd met die taalklanken. Vanaf klas 4 werken we met een methode.
Verkeer
Verkeer komt aan bod in de vijfde klas. Alle kinderen doen mee aan het verkeersexamen.
Natuurbeheer
In de 3e en 5e klas werken de kinderen in de natuur. Ze onderhouden een eigen bloemen- en groentetuin en ze leren het buitenleven kennen door land te onderhouden onder leiding van IVN-gidsen.
Herfst
Herfst
Op onze school zijn jaarfeesten erg belangrijk. Met de jaarfeesten beleven de kinderen het ritme van het jaar, de wisseling in de seizoenen en de krachten in de natuur.
Het herfst- oogstfeest dat op de naamdag van de aartsengel Michael valt, vieren we op 29 september. Michael wordt gezien als brenger van de zonnekracht. Hij zorgt voor sterke gewassen en voor een goede oogst. Voor de mens is hij de helpende hand in strenge winters, hij geeft kracht om door de winter te komen. Maar er is meer: Het Michaelsfeest is het feest van de engel die een draak verslaat. Michael spoort ons aan om onze kracht te gebruiken: We kunnen het kwaad in onszelf en om ons heen leren herkennen, en het bestrijden. Het Michaelsfeest is dus ook het feest van de moed. Met de kinderen organiseren we een dag vol avontuurlijke spelen en opdrachten. Elke leeftijdsfase krijgt zijn eigen uitdaging.
Winter
Winter
Het midwinterfeest vieren we met Kerstmis op 24 december. Een aantal feesten leidt ons de winter in en weer uit.
Op 11 november vieren we Sint Maarten. Hij was een ridder, die de helft van zijn warme mantel aan een bedelaar gaf. Hij is door deze daad van menslievendheid het symbool geworden van offerbereidheid en goedheid. Je hart wordt aangesproken als je Sint Maarten viert. Maar ook is Sint Maarten een lichtfeest, dat Kerstmis voorbereidt. De kinderen die op 11 november met hun lantarens van uitgeholde knollen langs de deuren gaan, combineren de beide aspecten van dit feest.
Vanaf de vierde zondag voor Kerstmis vieren we de adventstijd; de adventstijd begint vier zondagen voor dat grote feest, elke week steken we een kaarsje aan op de adventskrans. Deze tijd is de tijd van de verwachting. We leven naar Kerstmis toe en stellen ons open voor dat, wat er uit de hemel naar ons toekomt. Een wat diepere betekenis is dat het licht van de natuur, het uiterlijke licht, in deze tijd afneemt en heel zwak wordt. Je wordt daardoor teruggeworpen op je eigen, innerlijke licht.
Op 5 december vieren we Sint Nicolaas. Het feest herinnert aan de bisschop van Myra, die vele goede daden deed. De diepere betekenis van dit feest is niet eenduidig. Sint Nicolaas kan een wegbereider zijn voor het Christuskind, maar wordt ook gezien als heelmaker: iemand die ons leert hoe we één worden met het kind in onszelf. En we vieren dit feest natuurlijk ook op de manier die we allemaal kennen: met Sint en Pieten, het feest van geven en ontvangen.
Op 24, 25 en 26 december vieren we Kerst, op het moment van de winterzonnewende. De zon is over haar diepste punt heen; vanaf nu wordt het weer lichter. De geboorte van het Jezus in de kerstnacht verbeeldt het goddelijke licht dat op aarde komt.
Op 6 januari herdenken we dat er drie koningen of wijzen uit het Oosten het kind in de stal kwamen aanbidden. Zij gaven het Kind goud, wierook en mirre. Deze gaven kun je ook symbolisch zien. Goud staat dan voor inzicht in de goddelijke en geestelijke wereld, wierook voor offerbereidheid en deugd en mirre voor de verbinding van de ziel met het eeuwige, onsterfelijke.
Op 2 februari sluiten we in de kleutergroepen de winterperiode af met Maria Lichtmis. Het is het laatste van de lichtfeesten en het feest van het steeds sterker wordende daglicht. Het idee achter dit feest is, dat Moeder Aarde het nieuw geschapen licht opdraagt aan de schepping.
Lente
Lente
In het voorjaar staat het feest van Pasen centraal. Pasen valt op de eerste zondag na de eerste volle maan in de lente.
We starten de reeks met Carnaval, 40 dagen voor Pasen. Het was van oudsher een uitbundig feest dat aan de sobere vastentijd voorafging. Op onze vrijeschool is het een groots verkleedfeest.
Palmpasen valt een week voor Pasen, tijdens dit feest maken de kinderen palmpasenstokken. De oorsprong daarvan is voorchristelijk, maar het gebruiken van takken herinnert aan de intocht van Jezus in Jeruzalem.
Pasen is het feest van de opstanding van Christus uit de dood en van het ontluiken van de natuur. Er is verwachting, hoop, ontwikkeling, groei. Kleine kinderen vieren dit feest het beste in aansluiting aan het nieuwe leven in de natuur, oudere kinderen kunnen zich soms al bezighouden met de betekenis van de opstanding.
Pinksteren vieren we vijftig dagen na Pasen. De bloei van de natuur is een belangrijk element, maar ook de christelijke gebeurtenis van het uitstorten van de Heilige Geest (de mensen raken bezield door het goddelijke) speelt een rol. Christelijke en voorchristelijke elementen zijn sterk met elkaar vermengd geraakt; het is een heel blij feest geworden met kleur, muziek en bloemen. We vieren nadrukkelijk de gemeenschap die we met elkaar vormen.
Zomer
Zomer
Sint Jan vieren we op 24 juni. Het is het laatste jaarfeest voor de grote vakantie. Het valt samen met de zomerzonnewende, vanaf nu worden de dagen weer korter. Sint Jan is de feestdag van Johannes de Doper. Johannes de Doper was een half jaar ouder dan Jezus Christus; hij doopte de mensen in de Jordaan om hen te reinigen van hun zonden. Hij riep op tot bezinning. Op Meander is Sint Jan een uitbundig, blij feest. De natuur schenkt overvloed. De kinderen dragen een bloemenkrans en gaan met zijn allen picknicken in het park. Overdag springen de kinderen over het Sint Jansvuur.
Zorg voor elk kind
Zorg voor elk kind
Meander maakt deel uit van het samenwerkingsverband Stromenland. Binnen het samenwerkingsverband werken de scholen rond Nijmegen samen om voor alle kinderen een passende plek te bieden. Elke school stelt een School Ondersteuningsprofiel op. Je kunt het hier downloaden. In dit document geven we aan voor welke leerlingen met welke specifieke ondersteuningsbehoeften we adequaat onderwijs en begeleiding kunnen bieden bieden binnen de context van onze school.
Op de Meander streven we naar een doorgaande lijn in de afstemming van het onderwijs op de onderwijsbehoeften van de leerlingen volgens de 1 zorgroute. Onze zorgstructuur zorgt ervoor dat er meer samenhang is in de zorg aan leerlingen en dat de stappen, beslismomenten en verantwoordelijkheden in de zorg aan leerlingen voor iedereen duidelijk en transparant zijn. De manier waarop we de zorg vormgeven lees je in ons zorgplan.
Doelgericht werken
Handelingsgericht werken en opbrengst gericht werken heeft een vaste plek gekregen in de zorgstructuur van onze school. We brengen de leeropbrengsten van de kinderen systematisch in kaart. Leerkrachten werken doelgericht en maken op basis van onderwijsbehoeften van de leerlingen expliciete keuzes wat betreft leerstof, werkvormen, aanpak- en differentiatievormen.
Leren in de klas
Onze school kent jaarklassen. Dat wil zeggen dat de leerlingen in principe op leeftijd zijn ingedeeld en op hoofdlijnen per leerjaar hetzelfde onderwijs ontvangen. Dat geldt niet voor onze kleutergroepen, die zijn heterogeen gegroepeerd. De jongste en oudste kleuters zitten bijelkaar in de kleutergroep. Zij krijgen deels ook een verschillend aanbod. Wij vinden het belangrijk dat kinderen samen leren en zich samen ontwikkelen. Voor leerlingen die dat nodig hebben is er beperkt extra ondersteuning van een klassenassistent beschikbaar.
Extra ondersteuning
In een beperkt aantal gevallen is het mogelijk dat een kind extra ondersteuning buiten de klas krijgt. Na overleg met leerkracht, interne begeleiding en op advies van een externe pedagoog, behandelaar of onze schoolarts, kan extra hulp aangevraagd worden. In deze gevallen kan die hulp tijdens schooltijd plaatsvinden. De begeleider werkt dan volgens een plan en evalueert met de school.
Soms nemen ouders zelf initiatief voor extra ondersteuning (in overleg met de leerkracht of intern begeleider). In dat geval kan de begeleiding niet tijdens schooltijd plaatsvinden.
Veiligheid
Veiligheid
Elke leerkracht werkt aan een pedagogisch klimaat waar de leerlingen zich veilig en gezien voelen. Op Meander maken we gebruik van de sociaal emotionele methodiek voor vrijescholen: De Regenboog. Dit biedt voor ons een handvat om naar de dynamiek in de klas te kijken. Een van onze leerkrachten is gespecialiseerd in deze methodiek, zij ondersteunt en adviseert andere leerkrachten in de klas. We voeren elk jaar een onderzoek uit naar de sociale veiligheid. Dat geeft ons een beeld van mogelijke situaties waarin kinderen zich onveilig voelen. De uitkomst, onze analyse en acties delen we met leerkrachten en ouders.
regenboog
De methodiek van de regenboog geeft ons een aantal handvatten voor elke dag.
1. Voorbeeldgedrag van de leerkracht: Leerkrachten zijn zich bewust van hun voorbeeldgedrag. Leerkrachtvaardigheden worden regelmatig geoefend en besproken tijdens de vergadering (15 minuten), met als doel meer inzicht in eigen en elkaars handelen.
2. Het vertellen van spiegelverhalen: Leerkrachten maken gebruik van spiegelverhalen (vertelstof, biografische anekdotes, pedagogische verhalen).
3. Kunstzinnige activiteiten: Pedagogische accenten kunnen worden gelegd op kunstzinnige activiteiten met als inspiratie de kunstzinnige kinderkaarten (gesorteerd op klas en thema op basis van de uitkomst van de scan – zie hieronder-).
4. Spel en beweging: Pedagogische accenten kunnen worden gelegd bij momenten van spel en beweging, met als inspiratie de kinderspelkaarten (gesorteerd op klas en thema op basis van de uitkomst van de scan).
5. Gewoontevorming in de klas: De leerkracht werkt samen met de klas aan gewoontevorming, om rust, regelmaat en veiligheid te creëren.
wij pesten wij niet
Natuurlijk hebben we afspraken om pestgedrag te voorkomen, te bespreken en op te lossen beschreven in het pestprotocol.
Kinder-vertrouwenspersoon
Kinder-vertrouwenspersoon
Op school is een kindervertrouwenspersoon: Karlijn Willemsen, klassenleerkracht. Bij problemen schakel je in eerste instantie de klassenleerkracht in. Als je kind iets op het hart heeft en op de een of andere manier bij de leerkracht niet verder komt, kun je terecht bij Karlijn. Ze zal je horen en samen met je kind kijken wat de beste volgende stap is. Karlijn heeft als kindervertrouwenspersoon geheimhoudingsplicht. Als de zorg van jou en je kind de vertrouwenspersoon zelf betreft, schakel je Meike van Vliet, onze IB-er in.
Karlijn Willemsen k.willemsen@vsmeander.nl
Meike van Vliet m.vanvliet@vsmeander.nl
Pallas vertrouwenspersoon
Je kunt natuurlijk altijd terecht bij de schoolleiding. We proberen samen oplossingen te vinden voor de problemen waar je tegenaan loopt. Mocht je er binnen de school helemaal niet uitkomen, dan kun je te rade gaan bij de bovenschoolse vertrouwenspersoon van Pallas. Een vertrouwenspersoon heeft een geheimhoudingsplicht (tenzij er sprake is van wetsovertredingen) en zet pas stappen als de melder daarvoor toestemming geeft. Klik voor meer informatie.
Buurtteam en jeugdgezondheidszorg
Buurtteam en jeugdgezondheidszorg
In Nijmegen krijgen gezinnen die dat nodig hebben ondersteuning van het buurtteam jeugd en gezin. De mensen van dit team helpen je met de opvoeding en organisatie van je gezin.
Buurtteams Jeugd en Gezin:
Vanuit het Buurtteam Jeugd en Gezin Centrum- Oost is Annette van der Velde als gezinswerker verbonden aan de Vrijeschool Meander. Als je als ouder(s)/ verzorger(s) vragen hebt rondom je kind, rondom je thuissituatie kun je contact met haar opnemen. Je kan bij het buurtteam terecht voor hulp, advies of voor vragen. Draag je gezamenlijk zorg voor je kind of heb je gedeeld gezag, dan is het belangrijk dat je met elkaar afstemming gehad hebt als je vragen hebt over je kind. Het buurtteam wil graag met beide ouders in gesprek te zijn.
Hoe bereik je buurteams:
- Via de leerkracht en intern begeleider.
- Via het emailadres annettevandervelde@buurtteamsjeugdengezin.nl, vermeld dan wel even dat jullie verbonden zijn aan Meander.
- Via het algemeen nummer van het Buurtteam Centrum Oost, 024 – 2204000. Vermeld ook daar dat jullie verbonden zijn aan Meander.
Jeugdgezondheidszorg
Als je vragen hebt over het welzijn en de gezondheid van je kind, dan kun je terecht bij de jeugdverpleegkundige van de GGD. Jeugdgezondheidszorg is de preventieve gezondheidszorg voor kinderen en jongeren tussen 0 en 18 jaar. De JGZ volgt samen met jou de ontwikkeling van jouw kind.
Klik hier voor de actuele namen en gegevens van de jeugdarts, jeugdverpleegkundige, doktersassistente en logopediste.
Lezen verruimt je wereld
Lezen verruimt je wereld
In de bovengang hebben we een eigen professionele bibliotheek op school (BoS). Deze BoS werkt net als de Openbare Bibliotheek: kinderen kunnen neuzen en bladeren en ze kunnen boeken lenen voor korte en lange tijd. We hebben fictie, non-fictie, informatief, Engelstalig en boeken voor dyslectische kinderen. Er zijn boeken over jaarfeesten en over de periodestof die in elk jaar centraal staat. We vernieuwen de collectie regelmatig.
De BoS is tweemaal per week geopend en wordt gedraaid door vrijwillige biebouders, samen met twee biebexperts (zesdeklassers die hiervoor een training hebben gevolgd). Kinderen die hun boek uit hebben in de klassen 1 t/m 4 kunnen volgens een vaststaand rooster naar de BoS om boeken te ruilen. Kinderen van de klassen 5 en 6 mogen zelfstandig boeken ruilen.
Je kunt thuis al boeken uitzoeken en reserveren. Je kunt je op deze site aanmelden met de inloggegevens die je van de school hebt gekregen.
Leesplezier
Met deze bibliotheek stimuleren we het leesplezier. We vinden het belangrijk dat kinderen gaan lezen en daar plezier aan beleven. Vanuit het leesbevordering-perspectief kunnen we leestechniek en tekstbegrip versterken. Kerndoel 9 van het basisonderwijs stelt dat “leerlingen plezier moeten krijgen in het lezen van voor hen bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten”. Nederlandse wetenschappers hebben onderzocht wat het effect is van (voor)lezen. Ze kwamen tot de volgende conclusies:
– Hoe langer de periode is dat er is (voor)gelezen, hoe groter de woordenschat
– Leerlingen die veel lezen scoren hoger op de cito-onderdelen taal en rekenen/wiskunde.
Groene leerlijn
Groene leerlijn
Beleving van de natuur heeft bij ons een belangrijke plek. De jaarfeesten volgen de seizoenen en elk seizoen beleven we buiten. In ons leerplan volgen we een Groene Leerlijn. Elk leerjaar heeft een ander thema, passend bij de levensfase van het kind. De kleuters beleven de seizoenen buiten met bosdagen en binnen met de seizoentafel. In de klassen 123 staan thema’s als het herkennen van planten en dieren centraal, de kinderen bezoeken en beleven ambachten van de boer, de molenaar en de imker. In de klassen 456 koppelt de leerkracht de kennis van steen, plant, dier en mens steeds meer aan vakken als geschiedenis en wereldoriëntatie.
Groen schoolplein
Groen schoolplein
Ons schoolplein staat vol natuurlijk elementen zoals bosjes, bomen, planten, bloemen, struiken en takken. Er liggen boomstammen en er is water en zand. We merken dat de kinderen in deze speelomgeving voluit spelen en bewegen. Voor en na school en tijdens de pauzes leven de kinderen zich uit in een natuurlijke omgeving. We hebben het label Groen Schoolplein verdiend.
Wetenschappelijk onderzoek
De VU deed onderzoek naar het effect van groene schoolpleinen. Een groen plein levert allereerst een verbetering van concentratie na de pauze. We onderzochten voor en na de pauze in hoeverre een kind zich kan concentreren op een taak. Daaruit bleek dat kinderen die op een groen plein spelen zich iets beter kunnen concentreren na de pauze dan wanneer ze pauze houden op een betegeld plein. Kinderen vinden een groen plein natuurlijker en aantrekkelijker. Ze geven het ook een hoger cijfer dan een grijs plein.
Verder blijkt dat vergroening van een schoolplein bij meisjes iets meer beweeggedrag stimuleert. We zagen veel het wel bekende beeld van een groepje meisjes dat op een betegeld plein staat te kletsen of kijken naar de jongens die aan het voetballen zijn of kletsen. Op het groene schoolplein zagen we dat meisjes meer aan het spelen zijn.
In onderzoek blijkt ook meer gevarieerd speelgedrag, en een kleine toename in exploratief en constructief gedrag. Kinderen gaan meer op onderzoek uit. Ze liggen op hun buik samen naar een slak te kijken. Ze gaan iets bouwen of creëren.
Tot slot zeggen met name jongere kinderen na vergroening meer steun te ervaren in vriendschappen. Ze antwoorden vaker bevestigend op de vraag: Kun je je vriendjes en vriendinnetjes vertrouwen? Dat zegt iets over sociale steun in vriendschappen. Die wordt gestimuleerd door een groen schoolplein.
Eco-schools
Eco-schools
Eco-Schools is een programma voor scholen die met leerlingen werk maken van duurzaam denken en doen. Met hoofd, hart en handen zetten zij stappen om duurzaamheid een vaste plek in de school te geven. Hierbij ontdekken ze hun eigen waarden, interesses en talenten. Zo wordt duurzaam denken en doen gaandeweg vanzelfsprekend!
Eco-team
Een aantal kinderen uit de hogere klassen vormen samen het Eco-team. Onder leiding van onze college Sylvia van Geel bespreekt en ontwikkelt het team thema’s en activiteiten. Zo is de afvalinzameling in de klassen eerst in het eco-team besproken. De kinderen zijn daardoor extra betrokken bij het samen scheiden van afval in de klas. Het team is daarna een uitdaging aangegaan om zoveel mogelijk elektrische apparaten in te zamelen. Ze maken bewustzijn over hergebruik van apparaten en materialen. Elk jaar organiseert het team een warme truienweek. De verwarming gaat uit, iedereen trekt een extra trui aan. Het eco-team gaat langs de klassen en vertelt waarom het zo koud is in de klas. Aan het eind van de week gaan ze rond om hun schoolgenootjes met warme chocolademelk weer op te warmen.
Groene Vlag
Scholen die aan de vijf pijlers van Eco-Schools werken, komen in aanmerking voor de Groene Vlag. Dit is het internationale keurmerk voor duurzame scholen. Het hijsen van de vlag is een feestelijk moment. De leerlingen en docenten staan in de spotlight en ouders, de buurt en lokale partijen genieten mee. Het duurt ongeveer twee jaar om de Groene Vlag te behalen. Met een portfolio laat het Eco-team zien wat ze allemaal heeft gedaan. Om de Groene Vlag te behouden, blijft de school zich ontwikkelen en vindt er elke twee jaar een nieuwe audit plaats. Meander is sinds de zomer van 2021 in het bezit van de groene vlag. De wethouder heeft hem ons in hoogst eigen persoon overhandigd.